(3 mei 2023)
Het madeliefje, wie kent het niet? Het is een zeer algemene soort die vrijwel het hele jaar bloeiend te vinden is, behalve als het vriest. De hoofdbloei is in mei; daarom dat een van de vele volksnamen voor madeliefje ‘meizoentje’ is. Er zijn twee verklaringen voor het deel ‘made’ van de naam. Made is een ander woord voor weide of hooiland, dus een geliefde plant van weilanden. Maar waarschijnlijker is dat het verwijst naar ‘maagd’ (naar de maagd Maria).
Madeliefjes vind je op zonnige plekken in gazons, gemaaide graslanden en weiden. Het is een zogenaamde tredplant. Het kan goed tegen betreding, beweiding en maaien. Ook kan het in voegen van bestrating groeien. Madeliefjes houden van een voedselrijke bodem, maar in sterk bemeste graslanden kwijnen ze weg. Ze komen overal in Nederland voor, behalve in zeer arme zandgebieden en hoogvenen. In Flevoland komt het madeliefje minder voor dan in andere provincies.
De meest natuurlijke standplaatsen zijn uiterwaarden en vochtige duinvalleien. Elders, ook in natuurgebieden, wijst het voorkomen van madeliefjes op menselijke beïnvloeding.
Het madeliefje is een overblijvende plant en hoort net zoals de paardenbloem tot de composietenfamilie. De bladeren staan in een wortelrozet en zijn spatelvormig en een beetje vlezig. In een kort gemaaid gazon liggen de blaadjes tegen de grond gedrukt. In hoger gras staan ze meer omhoog gericht. Uit een rozet ontspringt één bloemstengel met aan het einde één bloemhoofdje. Dit bloemhoofdje wordt zo’n 2 cm groot en bestaat uit ongeveer honderd gele buisbloemen, met daaromheen een krans van tientallen witte straalbloemen. De witte straalbloemen kunnen aan de rand en de onderkant vaak wat paarsrood zijn. De bodem van het bloemhoofdje is kegelvormig en hol.
Madeliefjes kunnen zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk voortplanten. Geslachtelijk gebeurt uiteraard via zaad. Madeliefjes planten zich ongeslachtelijk voort met zijstengels die in de bladoksels verschijnen. Deze groeien uit tot nieuwe rozetten en zo kunnen aaneengesloten matten madeliefjes ontstaan met daartussen weinig plek voor gras.
Afgelopen dagen ben ik in ons grasveld op zoek gegaan naar bestuivers op madeliefjes. Ik heb er niet veel gezien. Ik had nog een foto van een hooibeestje, een vlinder van graslanden (rechts boven). Volgens de literatuur worden madeliefjes bestoven door bijen, hommels, vliegen, zweefvliegen, dag- en nachtvlinders. Ook is er sprake van windbestuiving en zelfbestuiving. Bij slecht weer zijn madeliefjes gesloten. Bij regen buigen de bloemhoofdjes naar beneden zodat het stuifmeel beschut is tegen regen.
Na bevruchting ontwikkelt zich een nootje. Anders dan bij paardenbloemen is er geen pluis. De zaden worden verspreid door de wind en regenwater.
Veel planteneters (koeien, schapen, konijnen enzovoort) eten madeliefjes. Ook mensen kunnen ze eten (blad, bloemknoppen en bloemen).
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘸𝘪𝘭𝘥𝘦-𝘱𝘭𝘢𝘯𝘵𝘦𝘯.𝘯𝘭, 𝘸𝘢𝘢𝘳𝘯𝘦𝘮𝘪𝘯𝘨.𝘯𝘭, 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘰𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩𝘦 𝘧𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘷𝘦𝘳𝘴𝘱𝘳𝘦𝘪𝘥𝘪𝘯𝘨𝘴𝘢𝘵𝘭𝘢𝘴