Soort van dag 356: eider

(22 december 2023)

Langs de kust in het Deltagebied en op de Waddenzee heb je in de winter en het vroege voorjaar een goede kans om eiders te zien. Als wij in deze jaargetijden in Zeeland zijn, speuren we bij de Brouwersdam de zee af of we daar deze eenden zien dobberen. Soms komt er zelfs een aan land, zoals het mannetje dat op de foto linksonder tussen de meeuwen staat.

Het mannetje van de eider heeft opvallende kleuren: zwart-wit met een groene vlek op het achterhoofd en een lichtroze borst. Het vrouwtje is bruin met zwarte strepen. Eiders zijn een slag groter dan bijvoorbeeld de wilde eend.
Eiders overwinteren met tienduizenden exemplaren voor de Nederlandse kust. De meeste vogels trekken in het voorjaar naar de kusten van Scandinavië en het arctische gebied om te broeden. Toch kun je ze ook in de zomer in ons land zien, want het Waddengebied is het meest zuidelijke broedgebied van deze vogel. Rond de eeuwwisseling broedden hier nog ruim 10.000 paren; nu zijn er nog maar zo’n 3.500 broedparen in het Waddengebied. Een beperkt aantal broedt in het Deltagebied, op de werkeilanden van de Oosterscheldekering.
Eiders nestelen in de duinen. De jongen zijn nestvlieders: ze zoeken met hun moeder direct het open water op. Op de foto’s in de collage zie je moedereiders samen met hun jongen in de Slufter op Texel. Net zoals bergeenden vormen ze crèches: groepen kuikens van meerdere moeders die door één moeder in de gaten worden gehouden terwijl de andere rustig kunnen eten. Zo kunnen de eenden hun jongen beter beschermen tegen hongerige meeuwen en kiekendieven.

De eider leeft van schelpdieren, krabben en kreeftachtigen. Schelpdieren worden met schelp en al doorgeslikt. Met hun sterke spiermaag kraken ze de schelp waarna de vogel de harde delen uitbraakt.
Eiders zijn snelle vliegers: ze kunnen 113 km per uur halen.
De naam ‘eider’ heeft niets met eieren te maken, zoals ik altijd dacht. Het woord is afgeleid van het IJslandse woord æðarfugl, wat donsvogel betekent. Het verwijst naar het dons waarmee de nesten worden bedekt. M.n. op IJsland wordt het dons uit verlaten nesten verzameld. Het wordt gebruikt als vulling van jassen en dekbedden.

Er zijn uiteraard meer zeevogels die je in de winter (december-februari), met een beetje geluk, langs de kust kunt zien. De zwarte zee-eend, bijvoorbeeld, al zie je die meestal in slierten vliegend, als ze van het ene foerageergebied (schelpenbank) naar het andere trekken. Roodkeelduikers die op vissen jagen, zijn met rustig weer bij de Brouwersdam te zien. Verder komen er op open zee verschillende alkensoorten voor zoals alk, zeekoet en papegaaiduiker. Na een noordwesterstorm of aanhoudende harde aanlandige wind zijn ze soms vanaf de wal te zien. De papegaaiduiker staat bovenaan mijn lijstje met vogels die ik ooit nog eens in het wild hoop te zien. Dus als we in Zeeland zijn, houd ik de weersverwachting in de gaten en blijf ik speuren.
Al die vogels die op open zee dobberen en foerageren, kennen min of meer dezelfde bedreigingen. Denk maar aan (stook)olieverontreiniging, watervervuiling, overbevissing (ook van schaal- en schelpdieren), verstrikt raken in vissersnesten, jacht en verstoring tijdens de rui en het broeden.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺, 𝘷𝘰𝘨𝘦𝘭𝘣𝘦𝘴𝘤𝘩𝘦𝘳𝘮𝘪𝘯𝘨.𝘯𝘭. 𝘴𝘰𝘷𝘰𝘯.𝘯𝘭, 𝘣𝘰𝘦𝘬 𝘈𝘷𝘪𝘧𝘢𝘶𝘯𝘢 𝘡𝘦𝘦𝘭𝘢𝘯𝘥𝘪𝘤𝘢

Plaats een reactie