Soort van dag 80: vink

(21 maart 2023)

We horen nu dagelijks aan weerszijden van ons huis de vinkenslag: de laatste tonen aan het einde van het korte liedje van de vink. Hier kun je de zang horen, samen met de verschillende roepen van de vink. Overigens zingen vinken in dialecten. In Vlaanderen klinkt de vinkenslag als ‘suskewiet’ en zo wordt de vogel daar dan ook wel genoemd. Vinken leren hun zang van hun vader of van andere ‘leermeesters’. Ze kunnen twee tot drie liedjes leren, in verschillende variaties. Vinken kunnen ook liedjes leren van andere vinkachtigen zoals kanaries.

De vink is een heel algemene zangvogel. Het mannetje is, zeker in broedkleed, makkelijk herkenbaar met zijn grijsblauwe petje, roestrode borst en twee witte vleugelstrepen. Het vrouwtje is fletser en bruiner. Ze lijkt wel wat op een vrouwtje huismus, maar die heeft geen twee witte vleugelstrepen.

Aan de korte stevige snavel kun je zien dat vinken zaadeters zijn. In het najaar eten ze graag beukennootjes. Vandaar dat de vink ook wel boekvink (beukvink) wordt genoemd. In de tuin eten ze rond de voedertafel vooral de zaadjes die andere vogels morsen. Verder eten ze bladknoppen en in het broedseizoen eiwitrijke insecten. Andere bekende vinkachtigen zijn appelvink, goudvink, putter, groenling, keep en sijs.

De vink is in Nederland een talrijke broedvogel, met 400.000-500.000 broedpaar. De broedvogels zijn grotendeels standvogels. In bomen en struiken maken ze een nest van mos en gras dat ze afkleden met dierenhaar en veren. Vinken leven in bossen, parken en tuinen. Ze hebben een voorkeur voor plekken met oude bomen. De meeste vinken komen voor in het midden, oosten en zuidoosten van ons land. In de winter vind je vinken vaak in groepen met andere vinkachtigen en gorzen.
Daarnaast zijn vinken trekvogels. In de winter verblijven er 1 à 2 miljoen vinken in ons land. In najaar en voorjaar trekken meer dan een miljoen vinken door ons land, van en naar hun broedgebieden in Noord-Europa.

Vinken werden eeuwenlang gevangen om ze op te eten of om ze te houden als zangvogel. Het vangen van vinken gebeurde op een zogenaamde vinkenbaan die je vooral op de buitenplaatsen in de Hollandse duinstreek aantrof. In 1912 werd het vangen van vinken voor culinaire doeleinden verboden. Pas sinds 2003 mogen vinken alleen nog gevangen worden om ze te ringen. Wel worden er nog altijd vinken gehouden en wordt ermee gefokt. En nog steeds, m.n. in West- en Oost-Vlaanderen, worden zangwedstrijden met vinken gehouden. In de 18e en 19e eeuw werden vinken blind gemaakt, omdat men het idee had dat blinde vogels beter zongen. In 1921 werd dat verboden.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

Bronnen: Wikipedia, Vogelbescherming, natuurpunt.be

Soort van dag 79: akkerhommel

(20 maart 2023)

De afgelopen dagen speurde ik onze tuin af, op zoek naar de eerste hommels. Het viel me nog tegen. Soms zag ik er één vliegen, maar dan kan ik niet zien om welke soort het ging. Maar dit weekend zag ik er dan eindelijk één op de Kaukasische smeerwortel die ik heb kunnen fotograferen (foto bovenaan). Het bleek een akkerhommel te zijn, een heel algemene soort. Ook in onze tuin zien we deze hommel volop, van maart tot eind oktober (andere foto’s).

Het borststuk en kontje van de akkerhommel zijn oranjebruin. De rest van het lijf is in West-Nederland min of meer zwart en in Oost-Nederland gelig-grijs. Ook kun je allerlei tussenvormen tegenkomen. Een vergelijkbare hommel die ook algemeen in tuinen voorkomt, is de boomhommel. Maar die heeft een wit kontje.

Hommels horen tot de familie van bijen en hommels. Het zijn sociale insecten. Net zoals de honingbij en de sociale wespen leven ze in kolonies met een koningin. Een volgroeide kolonie van akkerhommels bestaat uit 60-200 werksters.

De koningin start in het voorjaar met het maken van een nieuw nest. Bij de akkerhommel kan dat onder de grond zijn, in een verlaten muizenhol. Maar ook bovengronds in een vogelnest, composthoop of onder mos of een graspol. De koningin eet nectar van vroege voorjaarsbloeiers en verzamelt stuifmeel voor de larven. Voor het nest maakt ze vooral gebruik van mos. En verder legt ze zich toe op het leggen van eitjes.

De koningin kun je vanaf begin maart tot in mei zien vliegen; de werksters van begin met tot half oktober. De jonge koninginnen en de mannetjes vliegen van half augustus tot eind oktober rond. In oktober sterven alle hommels, behalve de jonge bevruchte koninginnen.

Akkerhommels halen stuifmeel voor de larven en nectar voor henzelf bij allerlei soorten planten. Distels, smeerwortel en heide zijn favoriet. Het stuifmeel nemen ze mee in klompjes aan hun achterpoten. Hommels zijn belangrijke bestuivers.

Akkerhommels worden geparasiteerd door de gewone koekoekshommel. De vrouwtjes (koninginnen) van deze soort sluipen het nest binnen, doden de akkerhommelkoningin en leggen hun eitjes in het akkerhommelnest. De werksters van de akkerhommel verzorgen vervolgens de larven van de koekoekshommel. Koekoekshommels lijken op de soort waar ze op parasiteren.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘌𝘐𝘚 𝘒𝘦𝘯𝘯𝘪𝘴𝘤𝘦𝘯𝘵𝘳𝘶𝘮, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘢𝘭𝘪𝘴

Soort van dag 78: bruine kikker

(19 maart 2023)

RAVON organiseert van 17 tot en met 26 maart de Landelijke Kikkerdriltelling.  Je kunt kikkerdril zoeken in je eigen tuinvijver, maar ook buiten je tuin in een sloot, plas, vijver of poel. Het gaat hierbij om kikkerdril van de bruine kikker, want groene kikkers zijn nog niet zo ver. Hier vind je hoe het tellen gaat.

Ik heb zelf geen foto van de bruine kikker, dus ik heb er één geleend van PublicDomainPictures via Pixabay. Het kikkerdril heb ik een jaar geleden gefotografeerd in een kleiput in het Jammerdal bij Venlo. De kikkervisjes zijn van mei 2017 uit het Bunderbos in Zuid-Limburg. Bruine kikkers komen door heel Nederland voor, ook in de stad.

De bruine kikker is een kikker met een stompe snuit. De bruine kleur is variabel. De kleur verandert in de voortplantingstijd. Kenmerkend is de grote donkerbruine driehoekige vlek die vanaf de neusgaten over het oog naar de voorpoot loopt. Op die vlek zit ook het trommelvlies (ongeveer net zo groot als het oog). Mannetjes worden 10 cm lang, vrouwtjes 11 cm.

De bruine kikker zou verward kunnen worden met de heikikker. Die is kleiner, heeft een spitse snuit en de grootte van het trommelvlies is kleiner dan de grootte van het oog.

Bruine kikkers hebben de winter doorgebracht op beschutte vorstvrije plekken of in het water. Als het voorjaar aanbreekt, zoeken de mannetjes als eerste het water op. Daar lokken ze met hun gekwaak de vrouwtjes. Hier hoor en zie je het concert van de bruine kikker. Bruine kikkers hebben geen uitwendige kaakblaas (zoals groene kikkers hebben). Daardoor draagt het geluid minder ver.

De vrouwtjes zetten ’s nachts de eierklompen in ondiep water af. Een eierklomp bestaat uit 700-4500 eitjes. Na 1 à 2 weken komen de eitjes uit (bij koud weer later). Kikkervisjes eten vooral algen. Volwassen kikkers gaan ’s nachts op jacht en eten allerlei ongewervelde dieren.

De bruine kikker heeft veel vijanden. De kikkervisjes worden bijvoorbeeld gegeten door kleine watersalamanders. Volwassen dieren door wel twintig soorten vogels en daarnaast ook door bunzing, vos en das. Verder staan ze op het menu van grote roofvissen en van de ringslang.

Je kunt in deze tijd van het jaar ook sterrenschot (heksensnot) tegenkomen. Een predator heeft dan een zwangere vrouwtjeskikker of -pad gegeten. In de maag zwelt de eierklomp op. En vervolgens braakt de predator dit uit.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺, 𝘝𝘦𝘳𝘴𝘱𝘳𝘦𝘪𝘥𝘪𝘯𝘨𝘴𝘢𝘵𝘭𝘢𝘴, 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢

Soort van dag 77: sleutelbloemen

(18 maart 2023)

Tot onze favoriete planten horen ook de sleutelbloemen. En dan denken we niet aan de bontgekleurde gekweekte soorten, maar aan de drie inheemse: echte sleutelbloem, stengelloze sleutelbloem en gulden sleutelbloem. Onze ‘liefde’ voor sleutelbloemen hangt ook samen met de plekken waar ze groeien; plekken met mooie voorjaarsvegetaties. Voor wie alle drie de soorten vlak bij elkaar wil zien: in maart-april kun je ze zien bloeien in de heemtuinen (o.a. Thijssepark) in Amstelveen. Uiteraard hebben we ze ook alle drie in onze tuin staan.

Sleutelbloemen zijn een van de eerste bloeiers in het voorjaar en vandaar de Latijnse geslachtsnaam ‘Primula’. Wilde sleutelbloemen in onze omgeving hebben allemaal gele bloemen terwijl de soorten uit de bergen wit, roze, violet of blauw zijn. Dat heeft te maken met de voorkeur van de bestuivers. Bij ons zijn dat overwegend bijen, in de bergen vlinders. De naam ‘sleutelbloem’ verwijst naar de vorm van de bloeiwijze die op een sleutelbos lijkt (vooral te zien bij de slanke en gulden sleutelbloem). De plant wordt ook wel Sint-Petruskruid genoemd: Petrus zou als bewaker van de hemel zijn sleutelbos op aarde hebben laten vallen en op die plek groeide de eerste sleutelbloem.

De bladeren van sleutelbloemen staan altijd in een wortelrozet en zijn behaard en zien er een beetje kreukelig uit. De bloemen staan in schermen met vijf tot tien bloemen per scherm. Welke insecten de meest effectieve bestuivers zijn, is niet bekend. Er worden veel verschillende soorten op sleutelbloemen aangetroffen: sachembij, wolzwevers, hommels, zweefvliegen, vlinders, tripsen en allerlei kleine kevertjes. De planten zijn voedselplant voor de uilvlinder en voor een mineervliegje.

Rechtsonder zie je de 𝘨𝘶𝘭𝘥𝘦𝘯 𝘴𝘭𝘦𝘶𝘵𝘦𝘭𝘣𝘭𝘰𝘦𝘮 (ook bekend onder de naam echte sleutelbloem). Dit is een soort van vochtige kalkrijke graslanden. In de gele bloemen zitten oranje vlekken. Links zie je de 𝘴𝘭𝘢𝘯𝘬𝘦 𝘴𝘭𝘦𝘶𝘵𝘦𝘭𝘣𝘭𝘰𝘦𝘮, met bleekgele bloemen. Hij komt van nature op vochtige bodems voor in Zuid-Limburg en het oosten van het land en heeft een voorkeur voor slibrijke bodems. Bij de 𝘴𝘵𝘦𝘯𝘨𝘦𝘭𝘭𝘰𝘻𝘦 𝘴𝘭𝘦𝘶𝘵𝘦𝘭𝘣𝘭𝘰𝘦𝘮, rechtsboven, staan de bloemen in een zittend scherm. Hij komt van nature voor in de duinen en Drenthe. Sleutelbloemen zijn ook aangeplant als stinzenplant op landgoederen, bijvoorbeeld langs de Vecht in Kennemerland. Ook kennen we ze als tuinplant. Ze zijn alle drie zeldzaam.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘖𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩𝘦 𝘍𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘦𝘳𝘴𝘱𝘳𝘦𝘪𝘥𝘪𝘯𝘨𝘴𝘢𝘵𝘭𝘢𝘴

Soort van dag 75: ijsvogel

(17 maart 2023)

De ijsvogel is een geliefde vogel. Komt dat door zijn kleurrijke verschijning: blauw van boven en oranje van onderen? Of omdat je ze zo weinig ziet? En als je er een ziet, dan is het vaak in een flits. Soms tref je het en zit hij op een laaghangende tak boven het water. Om de een of andere reden ben ik vaak degene die een ijsvogel als eerste ziet. Zo ook vorige week bij de watermolen aan de Buurserbeek in Haaksbergen (zie drie van de foto’s).

IJsvogels broeden vanaf februari-maart. Ze graven tunnels van een halve meter lang in steile oeverwanden langs beken of rivieren (foto bovenaan) of tussen de wortels van omgevallen bomen. Ook mensen helpen soms een handje zoals bij De Ruige Hof in Amsterdam-Zuidoost (foto midden links). Hier kun je tegen betaling ijsvogels kijken en fotograferen). IJsvogels hebben twee legsels per jaar, soms zelfs meer. Zo compenseren ze het soms grote verlies aan ijsvogels in strenge winters.

IJsvogels eten vis en andere waterdieren; daarvoor hebben ze open water nodig. Als het water bevroren is, lukt dat niet. Waarom heten ze dan ijsvogel? In oud-Germaans heten ze eisenvogel, wat ijzervogel betekent. Dat zou dan slaan op de blauwachtige kleur van de rug. Ook heb ik wel gehoord dat het slaat op de ‘ijsblauwe’ kleur van de vogel. Of omdat je ze in de winter aan de rand van een wak kunt zien zitten, loerend naar een prooi.

Bij het jagen duikt de ijsvogel bijna loodrecht op zijn prooi af. Als hij een visje gevangen heeft, schiet hij uit het water omhoog en gaat op een tak zitten. Hij slaat de vis dood tegen de tak voordat hij hem opeet.

IJsvogels zijn in principe standvogels. Soms trekken ze in de winter naar ijsvrije gebieden aan de kust. Mannetjes en vrouwtjes hebben een eigen territorium. Mannetjes graven het nest uit. Bij het baltsen bieden ze het vrouwtje een visje aan. De jongen worden de eerste drie tot vier weken in het nest gevoed. Daarna worden ze nog een paar dagen vlak bij het nest bijgevoerd. Voor het volgende legsel wordt een andere nestgang gebruikt.

In 2020 waren er zo’n 1.250 broedparen. In de winter zijn er maximaal 4.000 exemplaren in ons land. IJsvogels kun je in heel Nederland zien. De meeste broeden in oostelijk Noord-Brabant, Limburg en de Achterhoek, in de duinstreek en langs de grote rivieren.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘰𝘨𝘦𝘭𝘣𝘦𝘴𝘤𝘩𝘦𝘳𝘮𝘪𝘯𝘨

Soort van dag 75: konijn

(16 maart 2023)

Konijnen, wie kent ze niet. Ze zijn vooral actief bij schemering en in de nacht. Overdag kun je wel allerlei sporen tegenkomen: uitwerpselen, graverijen, vraatsporen en loopsporen.

Konijnen horen net zoals hazen tot de familie ‘hazen en konijnen’ (en niet tot de knaagdieren). Officieel heet de soort Europees konijn. Tamme konijnen zijn een ondersoort daarvan.

Konijnen vind je op halfopen terreinen op zandige bodems waarin ze makkelijk holen kunnen graven. Een hol wordt door één familie van maximaal tien leden bewoond. De voortplantingstijd valt globaal in de periode van januari tot in juli. In die tijd heeft een vrouwtje twee tot drie nesten.

Konijnen leven van allerlei plantaardig voedsel. Ze worden wel ‘kleine grazers’ genoemd en hebben een grote invloed op de vegetatie. Door konijnen blijft die laag en het gras kort.

Konijnen zouden dankzij de Romeinen bij ons voorkomen. Het blijkt toch iets genuanceerder te liggen. Vóór de laatste ijstijd kwamen konijnen zuidelijk van de Loire in Frankrijk voor. In de ijstijd trokken de dieren zich terug op het Iberisch schiereiland. Spanje dankt er zelfs zijn naam aan. Toen de Feniciërs in de 11e eeuw voor Christus daar kwamen, zagen ze dieren die veel leken op de hun bekende klipdassen. Ze noemden daarom dit land ‘i-saphan-im’, het land van de klipdassen. De Romeinen verbasterden dit later tot ‘Hispania’. Diezelfde Romeinen hebben het konijn vervolgens in het grootste deel van het Romeinse Rijk verspreid. In Nederland verscheen het konijn pas in de vroege Middeleeuwen en vanaf die tijd werden ze gehouden voor vlees en bont. Ontsnapte konijnen verspreidden zich vervolgens over alle zandgronden in Nederland.

Zijn konijnen dus eigenlijk exoten? Nee, soorten die voor 1500 in Nederland geïntroduceerd en volledig ingeburgerd zijn, worden als inheems beschouwd. Nog niet zo lang geleden werd het konijn in Nederland als plaag ervaren. Natuurbeschermer Jac. P. Thijsse schreef in 1943 dat konijnen beter uitgeroeid konden worden als je een bloemrijke duinvegetatie wilde hebben. Hier kun je meer lezen over de verspreiding van konijnen over Nederland.

Verschillende virusziektes zorgen sinds de jaren ’50 voor een flinke afname van het aantal konijnen. In 2020 belandde het konijn op de Rode Lijst van bedreigde diersoorten en in april 2022 kondigde de minister een jachtverbod af. En zo kijken we nu ook anders naar konijnen in de duinen dan Thijsse destijds deed. Het verdwijnen van het konijn in combinatie met stikstofneerslag zorgt er namelijk voor dat de vegetatie van de duinen verandert en dat heeft veel gevolgen voor zeldzame planten en dieren die afhankelijk zijn van kort gras en/of de graverij door konijnen. Veel duinbeheerders proberen daarom de konijnenpopulatie in hun gebied weer te herstellen of zetten andere (grotere) grazers in. Begin januari zijn er bijvoorbeeld op Vlieland konijnen afkomstig van de Maasvlakte uitgezet.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘡𝘰𝘰𝘨𝘥𝘪𝘦𝘳𝘷𝘦𝘳𝘦𝘯𝘪𝘨𝘪𝘯𝘨, 𝘥𝘶𝘪𝘯𝘦𝘯𝘦𝘯𝘮𝘦𝘯𝘴𝘦𝘯.𝘯𝘭, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺

Soort van dag 74: wilgen

(15 maart 2023)

Vandaag, de derde woensdag van maart, is het Nationale Boomfeestdag en wordt het Boomfeestseizoen (van oktober tot maart) officieel afgesloten. Boomfeestdag heette eerst Boomplantdag en bestaat al sinds 1957. Begin jaren ’70 deed mijn klas ook mee. We plantten toen bomen en struiken rond de Tijningenplas in Zaltbommel. Ik weet nog dat ik een kardinaalsmuts heb geplant.
Het doel van Stichting Nationale Boomfeestdag is om kinderen (vanaf 9 jaar) meer inzicht, kennis en begrip voor bomen bij te brengen. Dat gebeurt tegenwoordig niet alleen meer via het planten van bomen. In onze eigen gemeente (De Ronde Venen) bijvoorbeeld helpen de kinderen ook bij het groenonderhoud (knotten en snoeien).

Vandaag aandacht voor een vroegbloeiende houtachtige: de wilg. Hoewel, dé wilg bestaat niet. Wereldwijd komen zo’n driehonderd soorten voor; in Nederland tien. Daarnaast zijn er allerlei cultuurvariëteiten, kruisingen en soorten van elders. Bekende ‘exotische’ soorten zijn treurwilg en kronkelwilg.
Inheemse wilgen heb je in allerlei vormen en formaten: van dwergstruik (kruipwilg) tot grote opgaande boom (schietwilg). Je hebt ze met smalle langwerpige bladeren en met eironde blaadjes. De bloem- en bladknoppen van alle wilgen hebben één knopschub. Wilgen houden van een vochtige bodem en van licht. Het zijn typische pioniersoorten.

Veel wilgensoorten bloeien voordat het blad verschijnt. Wilgen zijn tweehuizig met mannelijke of vrouwelijke bloemen in katjes. De bloemen hebben geen kroon of kelk. Afzonderlijke mannelijke bloemen bezitten een tot vijf meeldraden met heel veel stuifmeel en twee honingklieren. De vrouwelijke bloeiwijze hebben een stempel en een honingklier met veel nectar. De bestuiving vindt vooral plaats door wilde bijen (inclusief hommels) en vliegen. Ook honingbijen bezoeken wilgen maar een bij verzamelt of alleen stuifmeel (op de mannelijke bloemen) of alleen nectar (op de vrouwelijke bloemen). En dan vindt er dus geen bestuiving plaats. Wilgen bloeien niet allemaal tegelijk. Als eerste bloeit de struikvormige boswilg (maart-april), als laatste de laurierwilg (mei-juni). De pluizige zaden worden door de wind verspreid; ze zijn heel kort (tot enkele dagen) kiemkrachtig.

Wilgen bieden voedsel aan zo’n 450 insectensoorten. Bekende soorten zijn de wilgenhoutrups en verschillende soorten wilgenhaantjes. Deze insecten zijn weer voedsel voor allerlei vogels. Er leven 80 soorten galvormers op wilgen. Op de voedselrijke schors vind je allerlei soorten mossen en korstmossen. Boomvormende wilgen kunnen aangetast worden door de watermerkziekte, veroorzaakt door een bacterie. Op de knot van knotwilgen kunnen allerlei planten groeien.

Mensen gebruiken wilgen op allerlei manieren. Wilgentenen worden gebruikt voor tuinafscheiding (vlechtwerk), bouwmateriaal (vakwerkhuizen), oeververdediging of manden. Wilgentenen worden geoogst van knotbomen of uit grienden. Wilgenhout is geschikt voor klompen. Wilgenbast bevat salicinezuur wat koortswerend en pijnstillend is.

Op de foto’s zie je bovenaan schietwilgen als rivierbegeleidende bomen langs de Maas bij Alem en als knotboom bij Portengen. Onderaan van links naar rechts: een mannelijk katje, vrouwelijke katjes, zaadpluis en kruipwilg met zaadpluis.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘣𝘰𝘰𝘮𝘧𝘦𝘦𝘴𝘵𝘥𝘢𝘨.𝘯𝘭, 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘰𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩𝘦 𝘍𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘉𝘰𝘮𝘦𝘯 𝘦𝘯 𝘮𝘦𝘯𝘴𝘦𝘯

Soort van dag 73: rood bekermos

(14 maart 2023)

Maart is nog steeds een geschikte tijd om op zoek te gaan naar mossen en korstmossen. Vorige week troffen we op de heide van landgoed Het Lankheet in Haaksbergen rood bekermos aan, samen met veel andere korstmossen en mossen. Rood bekermos is makkelijk herkenbaar aan de rode vruchtlichamen die op de bekers zitten. Om deze soort te zien moet je een bezoek brengen aan kalkarme heide, duin of stuifzand. Daar leeft het op de grond, soms ook op hout.

Op open stuifzand is rood bekermos een pioniersoort, samen met algen, andere soorten korstmossen en mossen. Pas daarna verschijnen grassen en andere planten. Op heidevelden vind je rood bekermos op open stuifplekjes maar ook op het strooisel tussen de struikheide. Vergrassing en verbossing van heide en stuifzanden vormen een bedreiging voor korstmossen die op de grond leven.

Rood bekermos is een bekermos; hiervan komen in Nederland vijftig soorten voor. De bekermossen horen tot dezelfde groep als de rendiermossen. Bekermossen hebben zogenaamde grondschubben. Die van rood bekermos zijn vrij groot, min of meer liggend, groengrijs tot gelig groen van kleur en ondiep ingesneden. Op de brede bekers zitten de rode vruchtlichamen waar de sporen gevormd worden. De rode vruchtlichamen kunnen aan de rand van de beker zitten of ze vullen de hele beker op. De verspreiding van sporen gaat bij een bekermos als volgt. In de beker vangt het bekermos een waterdruppel op. Als het goed is, past deze precies in de beker. Bij een volgende waterdruppel spat de eerste weg en neemt de sporen mee.

De geelgroene kleur van het korstmos komt door usninezuur, een zuur dat door de schimmel wordt aangemaakt. Het geeft het korstmos een bittere smaak en beschermt het zo tegen vraat. Ook zou het de korstmos beschermen tegen ultraviolette straling. Mensen gebruiken korstmossen met usninezuur (m.n. baardmossen) al eeuwen als een natuurlijk antibioticum.

Er zijn nog meer korstmossen met rode vruchtlichamen (zoals dove heidelucifer en rode heidelucifer), maar hiervan zijn de bekers staafvormig. Als de rode uiteinden ontbreken, kan rood bekermos makkelijk verward worden met andere bekermossen.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘦𝘭𝘥𝘨𝘪𝘥𝘴 𝘒𝘰𝘳𝘴𝘵𝘮𝘰𝘴𝘴𝘦𝘯, 𝘝𝘦𝘳𝘴𝘱𝘳𝘦𝘪𝘥𝘪𝘯𝘨𝘴𝘢𝘵𝘭𝘢𝘴, 𝘺𝘢𝘷𝘢𝘯𝘯𝘢𝘩.𝘯𝘭

Soort van dag 72: bosanemoon

(13 maart 2023)

Mijn man en ik hebben heel veel lievelingsplanten en veel daarvan zullen bij ‘soort van de dag’ voorbij komen. Een van onze lievelingsplanten in het vroege voorjaar is de bosanemoon. We hebben hem in de tuin staan maar elk voorjaar bezoeken we ook locaties waar ze in het wild of aangeplant en verwilderd voorkomen. Voor de bosanemoon is het Bunderbos in Zuid-Limburg onze lievelingslocatie. Hele tapijten van bosanemoon strekken zich hier over de hellingen uit.

Van nature komt de bosanemoon in Nederland voor in de duinen en Zuid-Limburg en op de hogere zandgronden. Het is een indicator voor oud bos. Ook vind je ze op plekken waar ooit bos was. Op arme zandgronden zie je aan bosranden waar een lichte toevoer van voedingsstoffen is. Want bosanemonen houden van een matig voedselrijke bodem. Op andere plekken in Nederland zoals landgoederen is de bosanemoon een stinzenplant, dus aangeplant. Net zoals andere stinzenplanten groeit en bloeit de plant als er nog geen blad aan de bomen zit.

De bosanemoon hoort tot de ranonkelfamilie en is dus verwant aan boterbloemen, winterakoniet en speenkruid. De plant heeft een kruipende wortelstok waaruit drie stengelbladeren ontspringen. Aan het begin van de zomer sterft de plant af.

De bloemen worden bezocht door vliegen (o.a. zweefvliegen), bijen en hommels. Ze bloeien van maart tot mei. De bloemen zijn wit en kunnen soms wat roze aangelopen zijn. Er komen ook cultivars voor met dubbele bloemen. Die zijn niet interessant voor insecten. De zaden worden door mieren verspreid. Net als andere ranonkelachtigen bevatten bosanemonen (licht) giftige stoffen.

Er is een paddenstoel die parasiteert op anemonen: de anemonenbekerzwam. Ik heb hem nog nooit gezien dus iets om op te letten bij ons volgende bezoek aan een locatie met bosanemonen.

Een andere anemoon die in Nederland in het wild voorkomt, is de gele anemoon (in Zuid-Limburg en als stinzenplant). Er zijn ook verwilderde exoten zoals de blauwe anemoon en de oosterse anemoon. De laatste is een bekende tuinplant, oorspronkelijk afkomstig uit het oostelijke Middellandse Zeegebied. Die begint in onze tuin al aarzelend te bloeien.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘦𝘳𝘴𝘱𝘳𝘦𝘪𝘥𝘪𝘯𝘨𝘴𝘢𝘵𝘭𝘢𝘴, 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘖𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩𝘦 𝘍𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺

Soort van dag 71: kievit

(12 maart 2023)

Gisteren (11 maart) werd bij Hasselt het eerste kievitsei gevonden. Reden om aandacht te besteden aan deze weidevogel. Net zoals de grutto is een kievit een onomatopee: hij roept zijn eigen naam. Ook in de weilanden rondom ons huis hebben we de kieviten al horen roepen en hun buitelingen zien maken.

De kievit is onmiskenbaar: zwart-wit verenkleed met op de bovendelen een groen-paarse metaalglans en het kuifje. De kuif is bij mannetjes langer dan bij vrouwtjes. Kieviten vliegen ‘flapperend’ waarbij je het zwart-wit van de vleugels goed kunt zien. Kieviten hebben brede vleugels waarmee de mannetjes prachtige acrobatische buitelingen kunnen maken in de baltstijd.

Kieviten houden van een open landschap. Van oorsprong broeden ze op grassteppen. De meeste zie je nu in agrarisch gebied (weilanden, akkers). Er broeden ook kieviten in de duinen en op kwelders, heides en hoogveengebieden.

Het nest is een kuiltje in de grond, bekleed met strootjes. Het vrouwtje legt hier vier eieren in. Mislukt het broedsel, dan volgt er vaak nog een legsel. Bij gevaar doet de kievit alsof hij een gebroken vleugel heeft en probeert hij de predator van het nest weg te lokken. Kievitkuikens zijn nestvlieders: ze verlaten het nest al snel om zelf voedsel te zoeken. Wel moeten ze de eerste twintig dagen van hun leven bij kou opwarmen onder hun ouders. Kieviten eten allerlei ongewervelde dieren (insecten, slakjes, regenwormen) die op of net onder de grond leven. Ook eten ze zaadjes. Ze zoeken hun voedsel op het oog en het gehoor.

Het vinden van het eerste kievitsei luidt de lente in. Wat betreft eieren zoeken en rapen: dat was een traditie in Friesland, maar is sinds 2015 verboden. Het zoeken (‘aaisykje’) is nog wel onderdeel van het immaterieel erfgoed. Nesten en eieren worden gezocht door boeren en vrijwilligers in het kader van de weidevogelbescherming en zo wordt er nog altijd melding gemaakt van het eerste kievitsei.

Kieviten kun je in Nederland het hele jaar zien. Alleen bij vorst trekken ze weg, met de vorstgrens mee. Kieviten die in gebieden ten noorden en oosten van ons land broeden, overwinteren bij ons of trekken door ons land verder naar het zuiden. In oktober verblijven er wel een miljoen kieviten in Nederland. Eind februari keren de kieviten weer terug naar hun broedgebieden.

Kieviten hebben te lijden van intensivering van de landbouw: vaak en vroeg maaien, lage waterpeilen en eenvormigheid van graslanden. Ook predatie en verstedelijking dragen bij aan de terugloop van het aantal kieviten. In 2000 werden nog 200.000 tot 300.000 broedparen vastgesteld, in 2015 was dat nog maar de helft. De achteruitgang is sindsdien toegenomen.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘝𝘰𝘨𝘦𝘭𝘣𝘦𝘴𝘤𝘩𝘦𝘳𝘮𝘪𝘯𝘨, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺, 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢