(22 januari 2023)
Mossen zijn er altijd, maar in deze tijd van het jaar vallen ze extra op. Nederland telt wel zeshonderd verschillende soorten. Op de foto’s staan zogenaamde haarmossen. Hiervan komen in Nederland zes soorten voor.
Haarmossen zijn vrij groot en stevig. Het zijn zogenaamde topkapselmossen: elke stengel is een aparte plant en aan het eind kan een sporenkapsel zich gaan ontwikkelen. Op het huikje (een soort petje op een onrijp sporenkapsel) zitten veel haren. Vandaar de naam ‘haarmos’.
Ze groeien in zoden: de stengels van alle afzonderlijke planten staan tegen elkaar en rechtop. Van bovenaf gezien ziet elke plant eruit als een ‘sterretje’ (zie foto rechtsboven). Sommige mensen noemen ze daarom ook wel sterretjesmos. Als je een afzonderlijk blaadje van een haarmos tegen het licht houdt, komt er geen licht door (wel door de bladrand).
Haarmossen vind je in het algemeen op voedselarme, zure gronden (niet op kleigronden). De ene soort houdt meer van licht dan de andere; ook kan de ene soort beter droogte verdragen dan de andere.
Mossen zijn sporenplanten en hebben dus geen bloemen en vruchten. Bovendien hebben mossen geen wortels en geen vaatstelsel zoals andere sporenplanten. Wel hebben ze groene blaadjes en stengels.
Mossen zitten met dunne draadjes (zogenaamde rizoïden) aan de ondergrond vast. De opname van vocht en voedingsstoffen gebeurt vooral via het bladoppervlak.
De levenscyclus van mossen is anders dan die van andere sporenplanten (zie ook Soort van dag 13). Uit een spore ontwikkelt zich een mosplantje. Hierop komen mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen (eenhuizig). Er zijn ook soorten waarbij op de ene plant mannelijke en op de andere plant vrouwelijke voortplantingsorganen zitten (tweehuizig). Op de foto linksonder zie je de kelkjes met mannelijke voortplantingsorganen van zandhaarmos.
Als een rijp mannelijk voortplantingsorgaan nat wordt, barst het open en komen de zaadcellen vrij. Die moeten al ‘zwemmend’ een vrouwelijk voortplantingsorgaan zien te bereiken. Lukt dat, dan versmelt de zaadcel met een eicel. Uit het vrouwelijk voortplantingsorgaan ontwikkelt zich vervolgens het sporenkapsel met een groot aantal sporen (foto rechtsonder). Als die rijp zijn, komen ze vrij en worden ze door de wind verspreid.
Bij veel mossoorten komt ook ongeslachtelijke voortplanting voor. Dan groeit er uit een deel van een plant (afgebroken stukje of bijvoorbeeld een broedkorrel) een nieuwe plant uit.
Tussen mosplantjes leven allerlei kleine beestjes. Doordat mossen water vasthouden, bieden ze een gunstig microklimaat voor de ontkieming van zaden en sporen. Vogels gebruiken mos als nestmateriaal. Verder helpt mos tegen bodemerosie en als groene plant zorgen ze voor zuurstof.
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘦𝘭𝘥𝘨𝘪𝘥𝘴 𝘔𝘰𝘴𝘴𝘦𝘯 (1998), 𝘣𝘭𝘸𝘨.𝘯𝘭
Eén gedachte over “Soort van dag 22: haarmossen”