(25 februari 2023)
In de winter zijn amfibieën zoals de gewone pad in winterrust. Afgelopen week heb ik in onze tuin er twee gezien: één toen ik een bloempot verzette waar de pad onder zat. En één toen ik ’s avonds met een zaklamp in de tuin ging kijken wat er allemaal aan leven te zien was. (Veel! Vooral mospissebedden op bomen en muren, veel spinnen, een grasmot, wintermuggen en dus ook een rondkruipende gewone pad.) Gisteren vond ik langs de dijk helaas een dood exemplaar (zie foto rechtsboven).
Vanaf half februari kunnen bij zacht en vochtig weer de padden al op weg gaan van hun overwinteringsplek naar hun voortplantingsplek. De piek van de paddentrek ligt in maart en april. De gewone padden leggen hun eieren in snoeren die rondom takken of water- en oeverplanten worden gewikkeld. Zo’n eisnoer bestaat uit 2.000-6.000 eitjes. De larven die hieruit komen, zijn zwart. Eerst zitten ze in dichte scholen bij elkaar, later zwemmen ze apart rond. Vanaf mei kruipen de jongen aan land; ze zijn dan gemetamorfoseerd van larve (‘visje’) tot klein padje.
Gewone padden zijn bruin; hun buik is wit gemarmerd. Hun huid is wrattig. De ogen van een gewone pad zijn oranje met een horizontale pupil. Padden lopen. (Kikkers springen en hebben een ronde pupil.)
Gewone padden, zowel de larven als de volwassen dieren, scheiden via hun huid een giftige stof af. Hierdoor worden ze door veel predatoren gemeden. Paddenlarven hoeven daarom ook minder bang te zijn voor vissen, in tegenstelling tot kikkervisjes. Overigens zijn er wel dieren die padden eten zoals bunzings en bruine ratten. Een bunzing stroopt de huid eraf en ook laat hij de kop met gifklieren met rust.
Gewone padden houden van een landschap met ruigten, bosjes en overhoekjes met vochtige schuilplekken en water in de buurt. Een rommelige tuin is ook ideaal. Ze komen in Nederland algemeen voor. In delen van Noord-Holland, Friesland en Groningen zijn ze schaars. Op de Waddeneilanden, met uitzondering van Terschelling, komen ze niet voor.
Amfibieën zijn koudbloedig en zoeken daarom in de winter een schuilplek op. Gewone padden graven zich in, onder een hoop bladeren, een stapel stenen of planken.
Elk voorjaar worden er overzetacties georganiseerd om bij schemering de padden te helpen om veilig wegen over te steken. Salamanders zijn overigens al eerder op pad gegaan (al vanaf januari).
In onze tuin komt ook de rugstreeppad voor (met een gele rugstreep en gele ogen). Andere ‘padden’ die in Nederland voorkomen, zijn padachtige kikkers. De geelbuikvuurpad en vroedmeesterpad komen overwegend in Zuid-Limburg voor. De knoflookpad leeft op de zandgronden van oostelijk Nederland.
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘳𝘢𝘷𝘰𝘯.𝘯𝘭, 𝘯𝘢𝘵𝘶𝘶𝘳𝘱𝘶𝘯𝘵.𝘣𝘦