(8 mei 2023)
Weer eens tijd voor een weekdier en dit keer een landslak, namelijk de segrijnslak. In Nederland komen bijna honderd soorten huisjesslakken voor. Veel soorten zijn klein, zeldzaam en aan een bepaald leefgebied gebonden. De segrijnslak is vrij groot; alleen de wijngaardslak is van de in Nederland voorkomende soorten groter. Segrijnslakken komen door heel Nederland voor, m.n. in parken en tuinen in steden en dorpen. Ze zijn vooral ’s nachts actief, maar ze komen ook tevoorschijn na een regenbui.
Het huisje van een segrijnslak wordt tot vier cm groot, is vrij bol en heeft vier tot vijf windingen. Het huisje is geelbruin met donkere spiraalbanden en met lichte en donkere vlekken. Het woord ‘segrijn’ verwijst naar het kleurpatroon dat lijkt op de (bewerkte) huid van roggen en haaien.
Net zoals alle slakken hebben segrijnslakken vier voelsprieten (zie foto bovenaan). Hiermee tasten ze de omgeving af. Op de twee grote voelsprieten zitten de ogen van de slak. Met de kleine voelsprieten kan de slak ruiken.
Segrijnslakken eten vooral jonge planten en scheuten. Daarom zijn ze niet echt geliefd bij tuinliefhebbers. Wij hebben ze ook in de tuin. Uit de moestuin verwijderen we ze en zetten we ze elders in de tuin. Op de hosta’s en kwijnende planten laten we ze zitten. Verder is onze tuin zodanig ingericht dat de natuurlijke vijanden van de slakken het er naar de zin hebben. Op de website van Milieu Centraal vind je tips wat je tegen slakkenoverlast in je tuin kunt doen.
Natuurlijke vijanden zijn (naast mensen) ratten, egels, veldmuizen en verscheidene middelgrote vogelsoorten zoals gaaien en eksters. Sommige vogelsoorten zijn er bedreven in om het vlees uit het huisje te peuteren. Andere vogelsoorten kraken het huisje in hun snavel. Lijsters slaan de huisjes stuk op bijvoorbeeld een steen.
Bij langdurige droogte trekt de slak zich terug in zijn huisje en sluit het huisje af met een tijdelijk dekseltje van verhard slakkenslijm (epifragma; zie foto links onder). Ook ’s winters wordt het huisje met een epifragma afgesloten. De slak verblijft ‘s winters in een kuiltje in de grond of op een ander beschut plekje. Segrijnslakken kunnen meerdere jaren oud worden.
Segrijnslakken komen oorspronkelijk uit Zuid-Europa. Met het transport van planten zijn ze naar onze contreien gekomen. Ook vandaag de dag zorgen mensen voor de verspreiding van slakken en hun eitjes via planten en plantenafval. Mensen hebben overigens ook bewust segrijnslakken verspreid. Ze worden namelijk net als wijngaardslakken als ‘escargot’ gegeten. De eitjes van de segrijnslak worden ook gegeten (slakkenkaviaar). Het slijm van de segrijnslak wordt als slakkenslijm gebruikt in onder meer huidcrèmes en hoestdrankjes.
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘦𝘭𝘥𝘨𝘪𝘥𝘴 𝘚𝘭𝘢𝘬𝘬𝘦𝘯 𝘦𝘯 𝘮𝘰𝘴𝘴𝘦𝘭𝘴, 𝘢𝘯𝘦𝘮𝘰𝘰𝘯.𝘰𝘳𝘨
Eén gedachte over “Soort van dag 128: segrijnslak”