(26 mei 2023)
Gisteren ging het o.a. over grassen en insecten die ervan afhankelijk zijn. Zo’n twintig soorten dagvlinders gebruiken grassen als waardplant. Daartoe behoren de zandoogjes (zoals de argusvlinder) en een deel van de dikkopjes. Daarom vandaag aandacht voor één van de dikkopjes, het grote dikkopje. Ze vliegen vanaf eind mei tot half augustus. Er is één generatie. Ze voeden zich met nectar van onder andere gewone braam, dophei en akkerdistel. De rupsen leven op verschillende breedbladige grassoorten waaronder kropaar.
Er bestaan over de hele wereld ongeveer vierduizend soorten dikkopjes, waarvan de meeste in Zuid-Amerika voorkomen. In Nederland komen veertien soorten voor. Dikkopjes zijn vrij klein met een naar verhouding grote kop en kleine vleugels. Ze lijken wel wat op nachtvlinders. Dagvlinders kun je van nachtvlinders onderscheiden door naar de voelsprieten te kijken. Bij dagvlinders eindigen deze altijd in een knop. Bij nachtvlinders is het einde draad- of veervormig. Verder kun je naar de stand van de vleugels kijken. Dagvlinders houden die in rust dichtgeklapt, haaks op het lichaam. Nachtvlinders houden in rust de vleugels plat boven het lichaam. De roltong van een dikkopje is in vergelijking met die van dagvlinders uit andere families erg lang.
Het groot dikkopje is warm oranje van kleur en heeft aan onder- en bovenzijde vlekjes. De voelsprietknop eindigt in een kromme punt. Met deze kenmerken onderscheidt het groot dikkopje zich van andere geelbruine dikkopjes.
De rups is vrij fors (tot 28 mm). Het lichaam loopt naar beide uiteinden smal toe. Hij is blauwachtig groen met een donkere streep over het midden van de rug. De kop is van de rups is ook vrij groot (zwart met bruin).
Hoe verloopt het leven een groot dikkopje? De moeder zet de eitjes af op bladeren van gras, in vrij hoge vegetatie. Eén eitje per blad. Als de rups uit het ei komt (vanaf eind juli), eet die eerst de eischaal op. Vervolgens spint de rups een koker door zijden draden tussen grasbladeren te spinnen. Daarin bivakkeert de rups, behalve als hij ’s nachts gaat eten. De rups maakt meerdere vervellingen door en na elke vervelling maakt hij een nieuwe koker. Tegen de winter is de rups half volgroeid. Dan spint hij tussen de bladeren een winterverblijfplaats (een hibernaculum genoemd). Hier blijft de rups de hele winter zitten. In het voorjaar eet de rups weer verder. Als de rups volgroeid is, maakt hij vlak boven de grond een cocon tussen enkele grassprieten. Vanaf eind mei verschijnen vervolgens de vlinders.
Het groot dikkopje is een algemene vlinder van zand- en veengronden. Op de meeste kleigronden ontbreekt hij. De verspreiding is sinds 1995 hetzelfde gebleven, maar het aantal exemplaren is wel afgenomen. Dat blijkt uit het Meetnet Vlinders. Voor het behoud van de vlinder is het belangrijk dat er van juli tot in mei vegetatie blijft overstaan.
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘝𝘭𝘪𝘯𝘥𝘦𝘳𝘴𝘵𝘪𝘤𝘩𝘵𝘪𝘯𝘨, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺