(25 april 2023)
Gisteren ging het over raapzaad en o.a. over de gevolgen van klepelen als maaibeheer. Een van de (berm)planten die daaronder te lijden heeft, is de pinksterbloem. Het is een algemeen voorkomende soort van matig voedselrijke, vochtige graslanden, loofbossen en moerassen. Door de intensivering van de landbouw vind je op weilanden minder pinksterbloemen dan vroeger. Daar groeien ze vooral nog langs de slootkanten. Ook in gazons kunnen ze voorkomen. Wil je pinksterbloemen zien bloeien, dan moet je voorlopig niet maaien. Dat komt ook andere bloeiende voorjaarsplanten en hun bezoekende insecten ten goede. Hiervoor is de actie ‘Maai mei niet’ bedacht. Ook als particulier kun je meedoen. Laat nu alvast de maaimachine staan (op een deel van je gazon) en geniet van pinksterbloemen, paardenbloemen, madeliefjes enzovoort en hun bezoekers.
De pinksterbloem is een kruisbloemige, net zoals raapzaad. Het hoort tot hetzelfde geslacht als kleine veldkers. Het is een overblijvende plant met wortelrozetten. Ze bloeit in april tot juni met lila bloemen. Soms zijn de bloemen wit. Dan kun je haar van de verwante bittere veldkers onderscheiden door te kijken naar de kleur van de helmknoppen. Bij bittere veldkers zijn die roodpaars, bij pinksterbloemen zijn die geel.
De naam ‘pinksterbloem’ suggereert dat de plant met Pinksteren zou bloeien, maar de hoofdbloei is eerder. De naam verwijst er waarschijnlijk naar dat de plant bloeit op het moment dat de pinken de wei in gaan.
In principe zorgen zaden voor de vermeerdering van de soort. Maar in natte gebieden (veenmoerassen) komt een ondersoort voor die nog een andere manier heeft om zich te verspreiden. Op hele natte grond die blijvend onder water staat, kunnen zaden niet ontkiemen. Daarom maakt de plant stekjes (er groeien wortels aan gesteelde deelblaadjes). Deze breken makkelijk af en hieruit groeien nieuwe planten.
Net zoals kleine veldkers kun je pinksterbloemen eten. De jonge bladeren smaken als tuinkers en bevatten veel vitamine C.
Van half april tot eind mei kun je in de buurt van pinsterbloemen het oranjetipje zien vliegen. Alleen de mannetjes van dit witje hebben de opvallende oranje vlekken op hun vleugels. Bij beide geslachten is de onderkant van de achtervleugel geelgroen gemarmerd. De belangrijkste waardplanten van deze vlinder zijn pinksterbloem en look-zonder-look. De groene rups eet van de onrijpe zaden en hauwtjes. Vanaf juni verpopt hij zich en blijft tot in het volgende voorjaar als pop aan een houtige stengel in de kruidlaag of aan een struik hangen.
Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.
𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘰𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘪𝘴𝘤𝘩𝘦 𝘍𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺