Soort van dag 150: zwartgerande tuinslak

(30 mei 2023)

Een veel voorkomende tuinslak is de zwartgerande. Er bestaat ook een witgerande tuinslak: deze is wat kleiner en minder algemeen. Deze wordt vooral in Zuid-Limburg en het heggenlandschap van de grote rivieren aangetroffen. De zwartgerande komt in loofbossen, tuinen, struwelen en ruigten voor.

De huisjes van de zwartgerande tuinslak komen in allerlei kleurvormen voor: donkere banden op een gele, roodbruine of zalmkleurige ondergrond. De banden kunnen ook ontbreken of juist wit zijn. Exemplaren met veel donkere strepen leven op plaatsen met veel begroeiing, minder gestreepte slakken leven vaak op open plekken zoals graslanden. Recent onderzoek wijst uit dat tuinslakken op warmere plekken zoals de stad steeds vaker een geel huisje hebben. Ze kunnen beter tegen warmte en droogte dan slakken met een donker huisje. Want geel weerkaatst het meeste zonlicht en zo zullen slakken met een geel huisje minder snel opwarmen. Zo kunnen ze zich aanpassen aan de klimaatverandering.
Zwartgerande tuinslakken hebben maximaal vijf banden. De verdikte mondrand van volgroeide slakken is gewoonlijk donker (zelden licht) van kleur. In het algemeen zijn de huisjes rechtsgewonden.

In tegenstelling tot de segrijnslak is de zwartgerande tuinslak vooral een afvaleter. Het voedsel bestaat voor een groot deel uit dood plantaardig materiaal. Daarnaast eten ze brandnetels, boterbloemen, algen, paddenstoelen en dode dieren (bijvoorbeeld dode regenwormen). Ze brengen dus minder schade toe aan tuin- en moestuinplanten dan de segrijnslak (mits er genoeg ander voedsel is).

Intrigerend is de voortplanting van landslakken. Ze zijn hermafrodiet, dus mannetje en vrouwtje tegelijk. Ze bevruchten elkaar wederzijds. Dat is wel zo handig want een partner vinden gaat niet zo snel bij slakken. Als ze elkaar gevonden hebben, wordt er een liefdespijl afgeschoten. Deze komt in de huid van de andere slak te zitten. Hiermee wordt een hormoon geรฏnjecteerd dat de zaadlozing stimuleert. Na de beschieting worden de lichamen tegen elkaar aangedrukt en vindt er overdracht van sperma plaats. Dat duurt zoโ€™n tien minuten. Na de bevruchting worden de eitjes in de grond afgezet en dat duurt enkele uren. Na een paar weken komen de eitjes uit. Huisjesslakken die net uit het ei zijn gekropen, hebben al een huisje op hun rug. Na twee of drie jaar zijn ze geslachtsrijp. Tuinslakken kunnen ongeveer zeven jaar oud worden.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜๐˜ฆ๐˜ญ๐˜ฅ๐˜จ๐˜ช๐˜ฅ๐˜ด ๐˜š๐˜ญ๐˜ข๐˜ฌ๐˜ฌ๐˜ฆ๐˜ฏ ๐˜ฆ๐˜ฏ ๐˜ฎ๐˜ฐ๐˜ด๐˜ด๐˜ฆ๐˜ญ๐˜ด, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜•๐˜ข๐˜ต๐˜ถ๐˜ณ๐˜ฆ ๐˜›๐˜ฐ๐˜ฅ๐˜ข๐˜บ

Soort van dag 149: grote klaproos

(29 mei 2023)

Gisteren, op eerste Pinksterdag, bloeide bij ons in de tuin de eerste grote klaproos, ook wel gewone klaproos genoemd. Wat een intense kleur rood heeft die toch! Heel passend, want rood is ook de kleur van Pinksteren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog stonden de slagvelden in Vlaanderen vol bloeiende klaprozen. De Canadese arts en dichter John McCrae beschreef dit in zijn gedicht โ€œIn Flanders Fieldsโ€. Klaprozen zijn daarom in de landen van het Gemenebest van Naties het symbool van de Eerste Wereldoorlog.

Klaprozen zijn eenjarige pioniersplanten. Vroeger waren ze te vinden op graanakkers, maar door bemesting en onkruidbestrijding vind je ze daar (bijna) niet meer. Wel komen ze soms massaal op in omgewerkte bermen en op dijk- en spoortaluds. Of in de moestuin, zoals bij ons. Als de bodem met rust wordt gelaten, verdwijnen ze. Omdat het zaad lang kiemkrachtig is, verschijnen ze weer als er in de bodem wordt geroerd. Klaprozen zitten ook in veel eenjarige bloemenmengsels.

Soorten van het geslacht Papaver hebben allemaal wit melksap. Daarin zitten alkaloรฏden: stoffen die inwerken op het centraal zenuwstelsel van mens en dier. Van het melksap uit de onrijpe vruchten van de slaapbol, bijvoorbeeld, wordt opium gemaakt.

De klaproossoorten uit ons land (grote, bleke en ruige klaproos) komen oorspronkelijk uit het gebied rond de Middellandse Zee. Het zijn zogenaamde archeofyten. Dit zijn plantensoorten die tussen de laatste ijstijd en 1500 na Christus (bewust of onbewust) door menselijk toedoen in ons land zijn beland en inmiddels zijn ingeburgerd. Volgens Heukelsโ€™ Flora van Nederland gaat het om 131 soorten. Veel archeofyten zijn graanonkruiden (zoals klaprozen en korenbloem) en zijn met de opkomst van de landbouw naar onze omgeving gekomen. Ook de Romeinen hebben veel planten geรฏntroduceerd (eetbare planten, kruiden, sierplanten).

Terug naar de grote klaproos. Voor de bloei zijn de knoppen geknikt. De bloem wordt geheel omgeven door twee kelkbladen die bij het ontluiken eraf vallen. De vier kroonbladen van de grote klaproos zijn vuurrood, met meestal een zwarte vlek aan de voet. De kroonbladen zijn groot en breder dan lang; ze overlappen elkaar voor een groot deel. Ook kunnen ze lichter van kleur zijn, tot wit aan toe. De bloemen bevatten geen nectar, maar leveren wel veel stuifmeel. Hier komen allerlei insecten op af. In onze tuin zie ik er verschillende soorten hommels en zweefvliegen op. De insecten worden gelokt door de grote kroonbladen die zij overigens niet als rood maar als ultraviolet zien.

Na de bevruchting groeit de stamper uit tot een doosvrucht. Als deze rijp is, verschijnen onder het โ€˜dekseltjeโ€™ gaatjes. De wind schudt de zaaddoos heen en weer en strooit zo de zaden uit.

De kroonbladen van de bleke klaproos zijn licht oranjerood en kleiner dan die van de grote klaproos (foto rechtsonder). Ze overlappen elkaar gedeeltelijk. De kroonbladen van de ruige klaproos, tenslotte, zijn rood met een zwarte vlek. Ze zijn veel kleiner dan die van de grote en bleke klaproos en ze bedekken elkaar niet.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ด๐˜ฆ ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ค๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ ๐˜ง๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข ๐˜ท๐˜ข๐˜ฏ ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ

Soort van dag 148: kleine karekiet

(28 mei 2023)

We horen ze weer volop: de kleine karekieten in de rietkraag langs de Kromme Mijdrecht. Hij zit ook weer in het overjarig riet in onze tuin. Het was me tot gisteren niet gelukt om deze kleine vogel op de foto vast te leggen. Meestal zitten ze laag in het riet, maar dit mannetje zat ineens hoog in het riet te zingen. Ik had gelukkig mijn fototoestel bij de hand. Gauw een paar fotoโ€™s gemaakt en toen was hij alweer weggedoken.

Het is een onopvallend gelig bruin vogeltje dat allerlei soorten insecten eet. Je kunt hem wat betreft uiterlijk makkelijk verwarren met andere kleine bruine vogeltjes zoals de bosrietzanger, maar niet wat betreft geluid. De kleine karekiet zingt een vrij eentonig krassend liedje (“krr-krr-kiet-kiet-kiet”). De bosrietzanger zingt juist heel gevarieerd. De meeste zangvogels hoor je in de loop van juli niet meer; de kleine karekiet blijft nog lang doorgaan.

Overal waar riet staat, kun je de kleine karekiet verwachten. Zelfs in smalle rietkragen langs vijvers in woonwijken. Tijdens het broedseizoen moeten gemeentes deze rietkragen dan ook met rust laten. Rietoevers mogen voor eind augustus niet gemaaid worden. De meeste kleine karekieten zitten in de Oostvaardersplassen.

Vanaf april keert de kleine karekiet terug uit Afrika. Ze broeden van mei tot eind juli augustus. Het vrouwtje weeft een diep komvormig nest tussen de rietstengels. Daarin worden vier eieren gelegd. Kleine karekieten beginnen vaak direct aan een tweede nest als een eerste legsel mislukt. Tot begin september kun je nog jonge kleine karekieten zien die gevoerd worden.

Een vogel die we momenteel ook horen (en die zich ook moeilijk laat fotograferen), is de koekoek. Koekoeken zijn broedparasieten. Ze kiezen vaak het nest van de kleine karekiet uit om te parasiteren. Deze nesten zijn namelijk heel stevig en diep. Het koekoeksjong kruipt eerder uit het ei dan de kleine karekieten. Als zijn ‘pleegouders’ niet kijken, gooit hij de andere eieren uit het nest. Toch blijven de karekieten hem als hun kind behandelen en ze zullen hem voeden tot hij groot genoeg is om voor zichzelf te kunnen zorgen. Hier zie je een filmpje waarop een kleine karekiet het veel grotere koekoeksjong voert.

Van eind juli tot begin oktober gaan de kleine karekieten weer naar Afrika. Daar verblijven ze in de mangrovebossen langs de West-Afrikaanse kust. De kans op overleven hangt samen met de hoeveelheid neerslag in dat gebied. In een droog seizoen zijn er weinig insecten en zullen minder kleine karekieten de reis naar Nederland overleven. Ditzelfde is bekend van de purperreiger en de rietzanger die ook in West-Afrika overwinteren. In Nederland gaat het goed met de kleine karekiet.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜๐˜ฐ๐˜จ๐˜ฆ๐˜ญ๐˜ฃ๐˜ฆ๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ฎ๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข

Soort van dag 147: gele lis

(27 mei 2023)

De kanten van vaarten, sloten en plassen worden nu opgefleurd door de gele lis. Ik krijg er geen genoeg van om in mijn tuin naar deze schitterende bloemen te kijken en naar al het leven dat erop te vinden is.

Als de plant niet bloeit, kun je haar verwarren met andere planten die aan de waterkant groeien en parallelle nerven in hun lange, zwaardvormige bladeren hebben. Bijvoorbeeld lisdodden, egelskoppen en kalmoes. Planten met parallelnervige bladeren zijn zogenaamde eenzaadlobbigen. Bij deze planten is er geen verschil is tussen kelk- en kroonbladeren (ze hebben bloemdekbladen). Het grondgetal van de bloemen is altijd drie (bij tweezaadlobbigen is dat vier of vijf). En uiteraard heeft het zaad รฉรฉn lob (vergelijk dit maar met een boon, een duidelijke tweezaadlobbige).

De bloemen van de gele lis zijn dus drietallig. Bekijk eens een bloem van dichtbij en verwonder je over de bouw en de schoonheid ervan. Kun je bijvoorbeeld de meeldraden vinden? Deze zitten verstopt achter de drie blaadjes die ongeveer recht omhoog staan (en een beetje gerafeld zijn). Dat zijn overigens geen bloemdekbladen maar onderdelen van de stijl (dus het vrouwelijke deel van de bloem). De drie kleinste gele blaadjes zijn de drie binnenste bloemdekbladen. De drie buitenste bloemdekbladen hebben een honingmerk van bruine streepjes en wijzen hommels, uiltjes en zweefvliegen de weg. (Er valt nog veel meer over de bloemen en over de bestuiving te vertellen, maar hier laat ik het even bij.)

Na de bloei ontwikkelen zich de driekantige doosvruchten. Als ze rijp zijn, gaan ze hangen. Hierbinnen zitten de platte bruine zaden opgestapeld. Ze lijken wel wat op mini-damschijven. De zaden bevatten luchtholten en worden al drijvend door het water verspreid. Gele lis staat dan ook het liefst met zijn voeten in ondiep, voedselrijk, stilstaand of zwak stromend water. Maar ze kunnen veel andere omstandigheden verdragen. Alleen in echt zuur, voedselarm en/of brak water zul je ze niet vinden.

Er zijn verschillende vlinders die (ook) gele lis als waardplant gebruiken. Er zijn verschillende kevers gespecialiseerd op gele lis: irisbladwesp, lissnuitkever (ook wel lissenboorder genoemd) en lisaardvlo.

Op de fotoโ€™s zie je van linksboven met de klok mee: gele lissen met hommel, een aardvlo, irisbladwesp, doflijfjes (een soort zweefvlieg), lissnuitkevers en bladluizen (op onrijpe zaaddoos).

De gele lis hoort tot het geslacht lis. Lissen worden door veel mensen irissen genoemd (naar de Latijnse geslachtsnaam). Een andere naam is zwaardlelie. Veel lissen worden als tuinplant gebruikt, bijvoorbeeld de blauwe lis (Zuid-Europa) en de stinkende lis (West- en Zuid-Europa; Nederland valt buiten het natuurlijke verspreidingsgebied). Er worden ook verschillende cultuurgewassen aangeplant zoals de Hollandse iris (een kruising).

Een gestileerde lis vind je o.a. in het wapen van Frankrijk, de โ€˜fleur de lisโ€™. Wel verwarrend, want โ€˜lisโ€™ is het Franse woord voor lelie (en de lis noemen ze โ€˜irisโ€™). Ook bij de scouting vind je dit symbool op vlaggen enzovoort. Maar hier is het eigenlijk een gestileerde vorm van de noordpijl van een kompas die wel erg op een โ€˜fleur de lisโ€™ lijkt.

De naam โ€˜irisโ€™ komt uit het Grieks en verwijst naar de godin van de regenboog (de brug tussen hemel en aarde). Irissen komen dan ook in alle kleuren van de regenboog voor. De herkomst van de Nederlandse naam โ€˜lisโ€™ is onduidelijk. Volgens het etymologisch woordenboek kan het verband houden met het Latijnse woord voor modder (lutum): plant die in de modder groeit.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ฆ ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ค๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ ๐˜ง๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข, ๐˜ฆ๐˜ต๐˜บ๐˜ฎ๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ ๐˜ธ๐˜ฐ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ฏ๐˜ฃ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ฌ, ๐˜๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข ๐˜ท๐˜ข๐˜ฏ ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ

Soort van dag 146: groot dikkopje

(26 mei 2023)

Gisteren ging het o.a. over grassen en insecten die ervan afhankelijk zijn. Zoโ€™n twintig soorten dagvlinders gebruiken grassen als waardplant. Daartoe behoren de zandoogjes (zoals de argusvlinder) en een deel van de dikkopjes. Daarom vandaag aandacht voor รฉรฉn van de dikkopjes, het grote dikkopje. Ze vliegen vanaf eind mei tot half augustus. Er is รฉรฉn generatie. Ze voeden zich met nectar van onder andere gewone braam, dophei en akkerdistel. De rupsen leven op verschillende breedbladige grassoorten waaronder kropaar.

Er bestaan over de hele wereld ongeveer vierduizend soorten dikkopjes, waarvan de meeste in Zuid-Amerika voorkomen. In Nederland komen veertien soorten voor. Dikkopjes zijn vrij klein met een naar verhouding grote kop en kleine vleugels. Ze lijken wel wat op nachtvlinders. Dagvlinders kun je van nachtvlinders onderscheiden door naar de voelsprieten te kijken. Bij dagvlinders eindigen deze altijd in een knop. Bij nachtvlinders is het einde draad- of veervormig. Verder kun je naar de stand van de vleugels kijken. Dagvlinders houden die in rust dichtgeklapt, haaks op het lichaam. Nachtvlinders houden in rust de vleugels plat boven het lichaam. De roltong van een dikkopje is in vergelijking met die van dagvlinders uit andere families erg lang.

Het groot dikkopje is warm oranje van kleur en heeft aan onder- en bovenzijde vlekjes. De voelsprietknop eindigt in een kromme punt. Met deze kenmerken onderscheidt het groot dikkopje zich van andere geelbruine dikkopjes.

De rups is vrij fors (tot 28 mm). Het lichaam loopt naar beide uiteinden smal toe. Hij is blauwachtig groen met een donkere streep over het midden van de rug. De kop is van de rups is ook vrij groot (zwart met bruin).

Hoe verloopt het leven een groot dikkopje? De moeder zet de eitjes af op bladeren van gras, in vrij hoge vegetatie. Eรฉn eitje per blad. Als de rups uit het ei komt (vanaf eind juli), eet die eerst de eischaal op. Vervolgens spint de rups een koker door zijden draden tussen grasbladeren te spinnen. Daarin bivakkeert de rups, behalve als hij โ€™s nachts gaat eten. De rups maakt meerdere vervellingen door en na elke vervelling maakt hij een nieuwe koker. Tegen de winter is de rups half volgroeid. Dan spint hij tussen de bladeren een winterverblijfplaats (een hibernaculum genoemd). Hier blijft de rups de hele winter zitten. In het voorjaar eet de rups weer verder. Als de rups volgroeid is, maakt hij vlak boven de grond een cocon tussen enkele grassprieten. Vanaf eind mei verschijnen vervolgens de vlinders.

Het groot dikkopje is een algemene vlinder van zand- en veengronden. Op de meeste kleigronden ontbreekt hij. De verspreiding is sinds 1995 hetzelfde gebleven, maar het aantal exemplaren is wel afgenomen. Dat blijkt uit het Meetnet Vlinders. Voor het behoud van de vlinder is het belangrijk dat er van juli tot in mei vegetatie blijft overstaan.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜๐˜ญ๐˜ช๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ด๐˜ต๐˜ช๐˜ค๐˜ฉ๐˜ต๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ, ๐˜•๐˜ข๐˜ต๐˜ถ๐˜ณ๐˜ฆ ๐˜›๐˜ฐ๐˜ฅ๐˜ข๐˜บ

Soort van dag 145: kropaar

(25 mei 2023)

Gisteren ging het over de argusvlinder. Deze vlinder gebruikt diverse grassoorten als waardplant, waaronder kropaar. Ongeveer twintig soorten dagvlinders hebben grassen als waardplant (de zandoogjes en een deel van de dikkopjes). Van zoโ€™n honderd soorten nachtvlinders leven de rupsen op gras (o.a. uiltjes, spanners, grasmotten en grasmineermotten). Daarnaast zijn er nog veel meer insecten met grasetende larven: verschillende soorten kevers, vliegen en wespen. Sprinkhanen eten gras en er zijn insecten die het sap uit grassen zuigen: verschillende soorten wantsen, cicaden, bladluizen en schildluizen. Al deze insecten zijn weer voer voor insecteneters.

Er zijn relatief weinig insectensoorten gespecialiseerd op een bepaalde grassoort. Grassen hebben namelijk geen afweerstoffen die alleen door specialisten doorbroken kunnen worden. Overigens is gras niet echt voedzaam: rupsen op grassen zijn langer rups dan op andere planten (vaak maanden lang). Niet alle grassen zijn even geschikt als rupsenvoer. Kropaar is in elk geval geliefd, zeker bij de zandoogjes. Kropaar kent zelfs een paar specialisten: een halmvlieg, een mineervlieg, een bladluis en twee soorten bladwesp. Ook een paddenstoel (grasvlamhoed) heeft een voorkeur voor kropaar; het is te vinden op de rottende basis van het gras.

Op de fotoโ€™s zie je rechtsboven een stukje dijk pal voor ons huis. De grassen die hierin opvallen en nu (bijna) bloeien, heb ik geplukt en naast elkaar gelegd (foto linksonder). Van links naar rechts: zachte dravik, gestreepte witbol, een beemdgras, grote vossenstaart, kropaar en glanshaver. Het stuk wordt onderhouden door het waterschap: twee keer per jaar wordt er gemaaid en afgevoerd (nadat het gras een paar dagen is blijven liggen). Het randje pal langs de weg maaien we zelf regelmatig. De eerste meter wordt door de gemeente geklepeld, voor de verkeersveiligheid. Dit jaar zijn ze nog niet langs geweest. In dit stuk staat vooral zachte dravik, een eenjarig gras. Twintig jaar geleden is de kade versterkt en is er nieuwe klei aangebracht.

Op de foto rechtsonder zie je kropaar, zowel in knop als bloeiend. En linksboven een detail van de bloeiende pluim. Kropaar vind ik een vrij makkelijk herkenbare grassoort; je herkent het zelfs vanuit een rijdende auto. De plant is grijzig groen, voelt ruw aan door stekelhaartjes en groeit in dikke pollen. In de winter vallen de pollen op omdat ze opvallend groen zijn, soms nog met bloeiwijzen. De plant staat in de top 25 van bloeiende planten die waargenomen worden bij de eindejaarsplantenjacht.
De bloeiwijze is een eenzijdige, driehoekige pluim. De aartjes staan dicht opeen (โ€˜gekroptโ€™, in een kluwen) en zijn tot 9 mm lang. Elk aartje heeft twee tot vijf bloempjes. Het stuifmeel (pollen) is sterk allergeen en draagt dus bij aan hooikoortsklachten.

Kropaar is een soort van voedselrijke graslanden, wegbermen, ruigten en bosranden. Ze staat op matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, vochthoudende bodems. Ze verdraagt droogte vrij goed. Vroeger was het een van de voedingsgrassen, maar nu is dat overwegend Engels raaigras (waarover een andere keer). Kropaar is erg vormenrijk. Er worden (minimaal) twee ondersoorten onderscheiden: gewone kropaar en ijle kropaar. De laatste komt voor in hellingbossen.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ด๐˜ฆ ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ค๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ ๐˜ง๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜๐˜ญ๐˜ช๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ด๐˜ต๐˜ช๐˜ค๐˜ฉ๐˜ต๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ

Soort van dag 144: argusvlinder

(24 mei 2023)

Tot nu toe valt het bij ons in de tuin tegen met het aantal dagvlinders. Afgelopen dagen zag ik verschillende soorten witjes en bonte zandoogjes. Dat was het wel ongeveer. Reden??? Uiteraard speelt mee dat in grote delen van Europa het aantal dagvlinders achteruit gaat. Maar mogelijk komt het ook door het relatief koude weer.

Een vlinder die je nu zou kunnen verwachten, is de argusvlinder. Deze hoort tot de familie van de zandoogjes (negen soorten in Nederland). De argusvlinder is oranjebruin met bruine strepen en vlekken. In de vleugelpunt bevindt zich een zwarte oogvlek met witte kern. Mannetje en vrouwtje verschillen iets van elkaar: mannetjes hebben een bruine geurstreep, vrouwtjes niet.

Argusvlinders voelen zich thuis in warme, open graslanden met veel variatie in vegetatiehoogte. Er moet beschutting aanwezig zijn en ook warme plekken om op te warmen. Dat zijn bijvoorbeeld stukjes open grond, molshopen, muurtjes, stenen trappen, houten hekken. Argusvlinders zijn typische soorten van bermen en dijken.

Argusvlinders vliegen in Nederland in twee tot drie generaties. De eerste generatie vliegt van eind april tot eind juni. De tweede generatie vliegt vanaf half juli tot eind augustus. In warme zomers kan er nog een derde generatie vliegen (half september tot eind oktober).

Argusvlinders halen hun nectar bij verschillende planten. Op de fotoโ€™s zie je de argusvlinder op knoopkruid (mannetje), kruldistel (vrouwtje) en een tuinsteenraket (mannetje). Als waardplant gebruikt de vlinder verschillende soorten grassen zoals kropaar, ruwe smele, rood zwenkgras, kweek, beemdgras en struisgras. De rupsen zijn grasgroen met aan beide zijden van het lichaam een geelwitte streep.

Helaas gaat het niet goed met deze eens zo algemene vlinder. Van het aantal dat twintig jaar geleden rondvloog, is nog maar 10% over. Vooral in het oosten van het land wordt deze vlinder nauwelijks meer waargenomen. Er is wel wat bekend over de oorzaken van de achteruitgang, maar nog veel zaken zijn onduidelijk. Zeker is dat het verdwijnen van (kwalitatief goede) kruidenrijke graslanden een rol speelt. Ook het verdwijnen van landschapselementen en van het nectaraanbod zijn debet aan de achteruitgang. Mogelijk spelen ook stikstofdepositie (met als gevolg verruiging) en klimaatยญverandering (met als gevolg verdroging) een rol.

De Vlinderstichting heeft een speciaal soortbeschermingsplan opgesteld. Hierin staat ook welke maatregelen getroffen kunnen worden voor de argusvlinder. Hierbij moet je denken aan gefaseerd maaien (niet alles in รฉรฉn keer maaien), maaien en afvoeren (tegengaan verruiging) en zorgen voor kale plekken. Al deze maatregelen helpen ook andere graslandvlinders en andere insecten.

Om meer te weten te komen over de verspreiding van de argusvlinder wordt in het pinksterweekend (26-29 mei) een landelijke telling georganiseerd. Want hoe beter bekend is waar de vlinder nog wel en niet (meer) voorkomt, hoe beter achterhaald kan worden welke elementen een rol spelen bij de achteruitgang.

Voor het tellen van argusvlinders en andere vlinders kun je de app ButterflyCount op je smartphone installeren. Ik heb dat vandaag ook gedaan (kan ik nog even oefenen). (Maar je kunt natuurlijk ook een waarneming doorgeven via waarneming.nl, de app ObsIdentify of op de website van de Vlinderstichting.)

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜๐˜ญ๐˜ช๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ด๐˜ต๐˜ช๐˜ค๐˜ฉ๐˜ต๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜•๐˜ข๐˜ต๐˜ถ๐˜ณ๐˜ฆ ๐˜›๐˜ฐ๐˜ฅ๐˜ข๐˜บ

Soort van dag 143: visdief

(23 mei 2023)

De visdiefjes zijn weer volop in de polders rond ons huis te zien, speurend en soms krijsend boven de sloten. Dan hangen ze even stil en vervolgens duiken ze naar beneden om een visje te pakken. Je ziet ze niet alleen boven sloten en plassen, maar ook langs de kust en op het IJsselmeer. Helder water is belangrijk, omdat ze op zicht jagen.

Visdiefjes zijn sterns. Sterns lijken wel wat op meeuwen, maar ze vliegen eleganter en hebben een langere staart en langere vleugels. De visdief heeft een zwarte kopkap en een gevorkte staart. Hij lijkt erg op de verwante noordse stern. Je kunt ze o.a. uit elkaar houden door naar de punt van de rode snavel te kijken. Die van de visdief heeft een zwarte punt, die van de noordse stern niet. Verder komen noordse sterns alleen langs de kust voor.

In Nederland broeden m.n. visdief, noordse stern, dwergstern, grote stern en zwarte stern (een moerasstern).

Visdiefjes zijn kolonie- en grondbroeders. Dat doen ze het liefst op onbegroeide eilandjes, dus op plekken waar vossen, andere landroofdieren en recreanten niet kunnen komen. Ze broeden ook wel op grinddaken. De grootste kolonies bevinden zich in het IJsselmeer: op De Kreupel ter hoogte van Andijk en op de Marker Wadden. Ook onbewoonde zandeilanden (Griend, Rottumerplaat, Rottumeroog) zijn geliefd. Bij ons in de buurt broeden ze in de Nieuwkoopse Plassen.

Na het broedseizoen, vanaf augustus, trekken โ€˜onzeโ€™ visdieven weg naar West-Afrika om daar te overwinteren. De eerste keren in maart weer terug.

In de jaren โ€™50 waren er bijna 50.000 broedparen in ons land. In 1965 waren er nog maar 5.000 over! Dat kwam vooral door lozing van landbouwbestrijdingsmiddelen. Nadat dit werd verboden, namen de aantallen weer toe. Het stagneert nu op zoโ€™n 14.000 broedparen. De belangrijkste oorzaak is overbevissing (voedselgebrek). De visdief staat op de Rode Lijst van Nederlandse broedvogels.

Een extra bedreiging voor vogels die in kolonies broeden, is de vogelgriep. In 2022 vielen vooral onder grote sterns veel slachtoffers. Maar ook visdiefjes, kokmeeuwen en zilvermeeuwen werden getroffen. Er zijn verschillende maatregelen die terreinbeherende organisaties kunnen treffen om introductie en verspreiding van vogelgriep in broedkolonies te voorkomen. Een belangrijke is het verwijderen van karkassen van dode vogels. Meer hierover lees je hier.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜๐˜ฐ๐˜จ๐˜ฆ๐˜ญ๐˜ฃ๐˜ฆ๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ฎ๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ, ๐˜š๐˜–๐˜๐˜–๐˜•, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜•๐˜ข๐˜ต๐˜ถ๐˜ณ๐˜ฆ ๐˜›๐˜ฐ๐˜ฅ๐˜ข๐˜บ

Soort van dag 142: zomereik

(22 mei 2023)

22 mei is door de Verenigde Naties uitgeroepen tot Internationale Dag van de Biodiversiteit. Op deze dag wordt wereldwijd stilgestaan bij de waarde en rijkdom van het leven op aarde. Wij danken ons leven aan die rijke biodiversiteit. Het levert ons voedsel, drinkbaar water, zuurstof en zuivere lucht. Bovendien is al dat leven een bron van verwondering en inspiratie. Natuur en biodiversiteit hebben in mijn ogen bovenal een eigen, zelfstandige waarde (intrinsieke waarde) waar we met beleid mee om moeten gaan.

Bij mij is het dit jaar elke dag โ€˜Dag van de Biodiversiteitโ€™. Dus welke soort past dan het beste bij vandaag? Ik heb gekozen voor de boom die zelf veel betekent voor de biodiversiteit, de zomereik. Honderden (duizenden?) soorten organismen leven in en op deze boom, eten ervan of leven ermee in symbiose. Sommige soorten zijn er volledig afhankelijk van.

Ook voor de mens is de eik altijd van belang geweest. Eiken hadden (en hebben) een godsdienstige betekenis. Mensen gebruiken het hout (als constructie-, meubel- en brandhout). De schors werd gebruikt bij het leerlooien en als kleurstof. Van de vezels werden visnetten gemaakt. De eikels waren belangrijk voer voor varkens. In tijden van schaarste aten mensen zelf ook eikels. De meeste eikenbossen in ons land zijn dan ook van oorsprong (eeuwenoude) hakhoutbossen.

In de Nederlandse bossen komen drie soorten eiken voor: zomereik, wintereik en Amerikaanse eik. De laatste is een exoot die je herkent aan de spitse bladpunten. De bladeren van zomer- en wintereik zijn gelobd. Bij de wintereik heeft het blad een bladsteel en zijn de eikels ongesteeld. Bij de zomereik is dat net andersom: ongesteelde bladeren en gesteelde eikels. De bomen bloeien in mei bij het ontluiken van het blad. Een boom heeft aparte mannelijke en vrouwelijke bloemen. In oktober zijn de vruchten (eikels) rijp. Deze worden door veel dieren gegeten. Eekhoorns en gaaien verstoppen ze als wintervoorraad. Gaaien en bosmuizen zorgen voor de verspreiding van de eikels.

Op de bovenste fotoโ€™s zie je de knoppen, de mannelijke bloemen (katjes), eikels en de kroon van de zomereik.

Na de laatste IJstijd zijn de eiken uit zichzelf vanuit Spanje en Italiรซ onze kant opgekomen. Mensen hebben ook zomereiken uit andere gebieden aangeplant. Er werden altijd meer zomer- dan wintereiken aangeplant, omdat de eikels van zomereiken voedzamer zijn. Mensen hebben eiken steeds bevoordeeld ten opzichte van andere boomsoorten en daarom komen ze zo massaal in onze bossen voor.

Op de fotoโ€™s een paar organismen die op, in, met of van de zomereik leven. In het midden van links naar rechts: roodbruine slanke amaniet (leeft in symbiose met o.a. eiken); biefstukzwam (een stamparasiet op eiken); eikelbekertje (een paddenstoel op eikels); eikenmos (een korstmos op m.n. eiken). Onderaan van links naar rechts: een verlaten nest van de eikenprocessierups; aardappelgallen; knikkergallen; ananasgal. De gallen worden door verschillende soorten galwesp verwekt.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜•๐˜ข๐˜ต๐˜ถ๐˜ณ๐˜ฆ ๐˜›๐˜ฐ๐˜ฅ๐˜ข๐˜บ, ๐˜ฃ๐˜ฐ๐˜ฎ๐˜ฆ๐˜ฏ๐˜ด๐˜ต๐˜ช๐˜ค๐˜ฉ๐˜ต๐˜ช๐˜ฏ๐˜จ.๐˜ฏ๐˜ญ, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข, ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ด๐˜ฆ ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ค๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ ๐˜ง๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข

Soort van dag 141: echte koekoeksbloem

(21 mei 2023)

Een opvallende plant die in het late voorjaar / vroege zomer bloeit, is de echte koekoeksbloem. Vroeger was het een heel algemene plant; nu wordt deze soort op minder plekken aangetroffen. Het is een plant van natte, matig voedselrijke hooi- en graslanden (vooral op veen), sloot- en waterkanten en duinvalleien. Vaak groeien ze op plekken waar inmiddels de dotterbloemen zijn uitgebloeid. Omdat de meeste graslanden tegenwoordig te veel bemest en te veel ontwaterd zijn, is de echte koekoeksbloem daar verdwenen; je vindt ze hooguit nog aan de waterkant.

De echte koekoeksbloem hoort tot de anjerfamilie. Eerder kwam uit deze familie vogelmuur al aan de orde. Soorten uit deze familie hebben een doosvrucht en vijftallige bloemen (vijf kroonblaadjes en vijf kelkblaadjes) die in bijschermen staan. De hoofdas van de bloeiwijze loopt uit in een bloem die als eerste bloeit. De zaden worden uit de rijpe vruchten geworpen, bijvoorbeeld bij harde wind.
De echte koekoeksbloem valt op door de in vieren gespleten kroonbladen waardoor de bloem een rafelig uiterlijk heeft. Meestal bloeien ze roze, soms kom je ook exemplaren met witte bloemen tegen. De plant bloeit van mei tot juli, met soms nog een nabloei in het najaar. De plant wordt bestoven door honingbijen, wilde bijen, hommels en dag- en nachtvlinders. De plant vormt een aantal stengels, waarvan het onderste gedeelte op de grond ligt. De uiteinden van de stengels zijn opgericht. Langs de stengel staan twee aan twee enkele lancetvormige bladeren.

De echte koekoeksbloem hoort tot het geslacht Silene. Daarvan komen in Nederland nog veel meer soorten voor, ook (verwilderde) tuinplanten. Op de collage zijn onder de twee afbeeldingen van echte koekoeksbloem te zien: dagkoekoeksbloem, avondkoekoeksbloem, blaassilene en nachtsilene.

De echte koekoeksbloem is waardplant voor diverse vlindersoorten (spanners, kokermotten en uilen). De gevorkte silene-uil (vroeger anjeruiltje genaamd) gebruikt verschillende soorten uit de anjerfamilie als waardplant. Ze legt haar eitjes bij de vruchtbeginsels, รฉรฉn ei per bloem. De rups eet de zich ontwikkelende doosvrucht leeg, kruipt naar buiten en gaat op zoek naar een volgende doosvrucht. Een ander soort insect dat afhankelijk is van verschillende soorten uit de anjerfamilie, is de anjersnuittor.

In de bladoksels van koekoeksbloemen vind je vaak het zogenaamde koekoeksspog, slijm met luchtblaasjes afkomstig van de larve van een schuimcicade. Vroeger werd wel gedacht dat dit spuug van de koekoek was, vandaar de Nederlandse naam van deze plantensoort. (En hierbij een verhaal hierover.)

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

๐˜‰๐˜ณ๐˜ฐ๐˜ฏ๐˜ฏ๐˜ฆ๐˜ฏ: ๐˜•๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ฆ๐˜ณ๐˜ญ๐˜ข๐˜ฏ๐˜ฅ๐˜ด๐˜ฆ ๐˜ฐ๐˜ฆ๐˜ค๐˜ฐ๐˜ญ๐˜ฐ๐˜จ๐˜ช๐˜ด๐˜ค๐˜ฉ๐˜ฆ ๐˜๐˜ญ๐˜ฐ๐˜ณ๐˜ข, ๐˜ž๐˜ช๐˜ฌ๐˜ช๐˜ฑ๐˜ฆ๐˜ฅ๐˜ช๐˜ข