Soort van dag 34: gewoon sneeuwklokje

(3 februari 2023)

Je ziet ze overal verschijnen: in tuinen, parken, landgoederen, boomgaarden en soms ook in natuurgebieden: sneeuwklokjes. Ik heb even getwijfeld of ik het sneeuwklokje wel als soort van de dag zou doen. Het is namelijk een soort die aangeplant is en dan zou je kunnen zeggen dat deze plant eigenlijk niet tot onze inheemse flora (biodiversiteit) hoort. Maar ze is al zo lang in Nederland (al sinds de middeleeuwen), dat ze inmiddels als ingeburgerd wordt beschouwd.

Het sneeuwklokje wordt gerekend tot de zogenaamde stinzenflora. ‘Stins’ is Fries voor een stenen huis. De veelal rijke eigenaren plantten mooie planten aan op hun landgoederen, vaak afkomstig uit Midden- en Zuid-Europa (of van dichterbij zoals Zuid-Limburg). Het gaat om planten die van oorsprong thuishoren in bossen, waar ’s zomers weinig licht is. Ze bloeien daarom in de vroege lente als er nog geen blad aan de bomen zit. De zomer, herfst en winter overleven ze dankzij hun ondergrondse delen (knol, bol of wortelstok) waarin de voedingsstoffen voor het volgende seizoen zijn opgeslagen. Vervolgens zijn deze planten verwilderd en ingeburgerd, maar hun voorkomen is vaak nog wel beperkt tot de gebieden waar ze ooit zijn aangeplant. Daar zijn de groeiomstandigheden blijkbaar ideaal.

Er bestaan twintig soorten sneeuwklokjes. De meeste sneeuwklokjes die we in Nederland zien, zijn gewone sneeuwklokjes. Ze horen tot de narcisfamilie. In het wild (en aangeplant) komen uit deze familie verschillende looksoorten, de wilde narcis en het zomerklokje voor. Er zijn nog meer bolgewassen maar die horen tot andere families (o.a. lelie-, lissen- en aspergefamilie).

De bloemen zijn nu nog overwegend gesloten. Ze gaan pas open bij een temperatuur boven de 10 graden. Ze worden bestoven door o.a. bijen (hommels) en verschillende dag- en nachtvlinders. De groene vlekken op de binnenste bloemdekslippen wijzen de weg als een soort honingmerk. Het stuifmeel is oranje. De planten vermeerderen zich ook ongeslachtelijk via de aanmaak van bijbolletjes (klisters).

Bij de verspreiding van zaden helpen mieren een handje. Aan de zaden zit een aanhangsel, een zogenaamd mierenbroodje. Dat neemt de mier, samen met het zaad, mee naar haar nest voor de larven. Onderweg kan ze het zaad eraf bijten en anders gebeurt dat in het nest en wordt het zaadje naar buiten gebracht. De plant buigt zijn stengels met rijpe zaden naar de grond zodat de zaden makkelijk bereikbaar zijn.

Van sneeuwklokjes zijn er heel veel variëteiten. In Engeland zijn er mensen die zoveel mogelijk variëteiten verzamelen. Die worden ‘galanthofielen’ genoemd, naar de Latijnse geslachtsnaam Galanthus. Op Texel heb je de zogenaamde sneeuwklokjesbossen. Het duurt een paar jaar voor je bloeiende sneeuwklokjes uit nieuw gevormde bollen hebt. Daarom werden ze daar in loofbossen opgekweekt en niet op kwekerijen. Wil je in tuinen of op landgoederen sneeuwklokjes kijken, check deze agenda.

Tenslotte nog een mooi verhaal over het sneeuwklokje. Hierbij zij opgemerkt dat sneeuwklokjes feitelijk kleurloos zijn, niet wit. Datzelfde geldt voor sneeuw: ook dat is kleurloos.

Hier lees je waarom ik elke dag een soort plaats.

𝘉𝘳𝘰𝘯𝘯𝘦𝘯: 𝘞𝘪𝘬𝘪𝘱𝘦𝘥𝘪𝘢, 𝘕𝘦𝘥𝘦𝘳𝘭𝘢𝘯𝘥𝘴𝘦 𝘖𝘦𝘤𝘰𝘭𝘰𝘨𝘴𝘪𝘤𝘩𝘦 𝘍𝘭𝘰𝘳𝘢, 𝘕𝘢𝘵𝘶𝘳𝘦 𝘛𝘰𝘥𝘢𝘺, 𝘣𝘰𝘦𝘬 𝘚𝘵𝘪𝘯𝘻𝘦𝘯𝘱𝘭𝘢𝘯𝘵𝘦𝘯

3 gedachten over “Soort van dag 34: gewoon sneeuwklokje”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: